Käthe Kruse was een moeder, een kunstenaar en een zakenvrouw. Ze werd geboren als Katharina Simon in Breslau, Duitsland in 1883. Ze bracht haar eerste jaren in bescheiden omstandigheden door. In 1901 in Café des Westens ontmoetten de achttien-jarige Käthe en werd verliefd op Max Kruse, een 46-jarige beeldhouwer.
Nadat hun tweede dochter geboren was, besloten Käthe en Max dat Berlijn niet de goede plek was voor kinderen om op te groeien. Max bleef in zijn werkplaats Berlijn, maar Käthe en de twee dochters, Mimerle (Maria) en Fifi (Sophie) verhuisden naar Ascona op het platteland van Zwitserland.
Eén keer voor kerst zag Mimerle hoe haar moeder een bad maakte voor het baby zusje. Ze zag hoe haar moeder speelde met de baby en Mimerle zei dat ze ook een baby wilde. “Ik wil een bambina net als jij en moeder maria hebben!” Käthe schreef haar man en vroeg hem om een pop uit Berlijn mee te brengen. Max schreef aan Käthe: “Ik kan geen pop niet kopen die op een baby lijkt. Hoe kan zo’n koud, keramiek (toen waren de poppen nog van porselein) schepsel moederlijke gevoelens op wekken? Een pop moet zacht en warm zijn, zodat het geknuffeld kan worden. Maak zelf maar een pop.
Käthe zei later: “Ik nam een handdoek en vulde het met warm zand en maakte knopen aan de uiteinden, wat armen en benen werden. Aan de ene kant van de handdoek stopte ik een aardappel als het hoofd van de pop en nam een gebruikte een lucifer om de ogen, neusgaten, en de mond te tekenen.” Käthe ontdekte de echte poppenmaker in zichzelf: “Handwerk. Ik zal dit principe nooit opgeven. De hand volgt het hart. Alleen de hand kan creëren wat uit het hart komt…” In 1910 en 1911 liet Käthe voor de eerste keer haar zelfgemaakte poppen in het openbaar zien. De poppen waren een groot succes bij zowel het grote publiek als de pers. Ineens wilde iedereen een pop, een warme en zachte pop die er uitzag als een echte baby. Een Amerikaanse order van 150 poppen werd het keerpunt voor Käthe: ze nam schilders en thuiswerkers in dienst en veranderde haar huis in een atelier. Käthe Kruse begon met poppen te produceren. Ze vroeg octrooi aan en vanaf dat moment was ze niet alleen een moeder, maar ook een zakenvrouw en ondernemer.
In 1912 verhuisde Käthe en haar familie (ze had inmiddels 4 kinderen) naar de stad Bad Kösen an der Saale. Daar werden nog drie zonen geboren en ze was nu moeder van zeven kinderen. Ze verbeterde haar poppen en hun productie opnieuw en opnieuw. In 1923 veranderde Käthe een oude school in een atelier en woonruimte creëerde een aantal nieuwe poppenseries.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het moeilijk om poppen te produceren door het gebrek aan materialen. Toen de oorlog voorbij was, werd de export nog ingewikkelder. Käthe Kruse was op het ergste voorbereid en vestigde filialen op de door het westen bezette zones. Käthe liet twee van haar zonen, Max en Michael, zorgen voor de poppen fabrieken in Bad Pyrmont en Donauwörth. Tegen het einde van de jaren 1940, werd alle popppen productie van Bad Kösen en Bad Pyrmont verhuisd naar Donauwörth. In 1952 nam Michael Kruse Heinz Adler als technisch manager in dienst voor de fabriek in Donauwörth. Käthes derde dochter, Hanne Adler-Kruse, werd de art director van de fabriek en maakte nieuwe poppen. De zogenaamde Hanne Kruse Dolls. Ondanks alle productie beleefde de Käthe Kruse Doll Company moeilijke tijden. In 1967 behaalde het bedrijf financieel succes door nieuwe stoffen speelgoed voor baby’s en kleine kinderen. In 1968 stierf Käthe Kruse op de vierentachtigjarige leeftijd.
In 1990 gaf de Adler-Kruse familie het management van het bedrijf aan Andrea-Kathrin en Stephen Christenson. Ze hebben de collectie vergroot, zodat het bedrijf nu ook textiel en kinderkamer accessoires produceert. De oude poppen modellen zijn nog steeds in productie en ze worden verkocht in gelimiteerde oplage. De traditie en het succes van Käthe Kruse poppen gaan van de ene generatie naar de andere. Dit is het speelgoed dat nog steeds grotendeels zorgvuldig met de hand gemaakt is, met liefde, en van hoogwaardige materialen.
Links: