Op welk niveau je ook speelt, bij elke vorm van biljarten gaat het er om zoveel mogelijk caramboles te maken. In ieder geval meer dan de tegenstander. Alleen als onze speelbal de twee andere ballen raakt – al of niet na eerst één of meer banden geraakt te hebben, of na het oorspronkelijke kader verlaten te hebben – alleen dan kunnen we ons direct voorbereiden op de volgende stoot. Intussen is het wel verstandig om – zeker bij stoten met een hogere moeilijkheidsgraad – maatregelen te nemen zodat de tegenstander niet gemakkelijk een hele serie caramboles produceert als onze poging onverhoopt mislukt.
Iedereen die wel eens een biljartje legt in het café op de hoek kent de dilemma’s: Hoe voorkom ik die klos die me net nog parten speelde? En als ik dat sterke effect in die bal ga leggen, krijgt hij dan nog wel voldoende snelheid? Enzovoort! We letten scherp op hoe goede spelers deze problemen oplossen, en we doen onze uiterste best. Maar toch komen we maar niet op dat hogere gemiddelde dat we zo graag willen bereiken.
Desondanks blijft het biljarten ons boeien. Het karakteristieke geluid van de botsende ballen, de schijnbaar wrijvingsloze baan die een bal over het gladde laken volgt, de bijna elastische botsingen van de bal met de banden: de biljartsport houdt ons in zijn ban.
De geschiedenis van biljarten
Het biljarten in zijn huidige vorm ontstond rond 1820, toen Francois Mignaud de pomerans uitvond. Vanaf circa 1420 tot de uitvinding van Mignaud biljartte men met een pomeransloze keu, zodat het effect een verwaarloosbare rol speelde.
Biljart volgens Christiaan Huygens
Grote natuurkundigen hebben zich het hoofd gebroken om de banen te berekenen die onze biljartballen beschrijven. Christiaan Huygens formuleerde rond 1650 op grond van zijn waarnemingen aan botsende biljartballen voor het eerst de uiterst belangrijke wet van behoud van hoeveelheid beweging: als we wrijvingskrachten mogen verwaarlozen, dan blijft de totale hoeveelheid beweging in elke richting constant. Nu, ruim 350 jaar later, kun je tijdens het biljarten nog altijd je voordeel doen met dit inzicht van Huygens.
De eenvoudigste illustratie is de situatie waarin je de stootbal zonder effect precies op het midden van een tweede bal laat botsen. De stootbal verliest tijdens de botsing alle beweging, maar de tweede bal– die precies dezelfde massa heeft als de stootbal – neemt de beweging over en vervolgt de weg van de stootbal met dezelfde snelheid. Voor, tijdens en na de botsing blijft de totale hoeveelheid beweging gelijk.
Dit wordt volkomen duidelijk als we Huygens’ definitie van hoeveelheid van beweging gebruiken: als de massa van een bal m is (bijvoorbeeld m = 1 kilogram) en zijn snelheid is u (bijvoorbeeld u = 1 meter per seconde), dan is zijn hoeveelheid van beweging in de bewegingsrichting per definitie gelijk aan het product m x u (bijvoorbeeld 1 kg m/s). Dus vóór de botsing is de hoeveelheid beweging van de stootbal gelijk aan m x u en die van de tweede bal, die nu nog snelheid nul heeft, is m x 0 = 0. Dus de totale hoeveelheid van beweging is m x u + m x 0 = m x u. Na de botsing is de hoeveelheid van beweging van de stootbal m x 0 = 0 en die van de tweede bal m x u. Dus totaal weer m x 0 + m x u = m x u. De hoeveelheid van beweging in de richting loodrecht op de oorspronkelijke bewegingsrichting blijft in dit geval voor en na de botsing gelijk aan nul.
Interessanter wordt het als we met de stootbal – nog steeds zonder effect – de tweede bal bijvoorbeeld links van het midden raken. Vóór de botsing heeft de stootbal weer een snelheid u en de tweede bal ligt stil. In dit geval zullen beide ballen na de botsing niet alleen in de oorspronkelijke richting voortbewegen, maar tegelijk zal de stootbal een beweging naar links maken – loodrecht op de oorspronkelijke bewegingsrichting – en de tweede bal een beweging naar rechts. Noemen we de snelheidscomponenten van de beide ballen na de botsing in de oorspronkelijke bewegingsrichting u1 en u2, dan volgt uit de behoudswet van Huygens in deze richting dat m x u1 + m x u2 = m x u.
Dus als bijvoorbeeld de stootbal voor de botsing u = 1 m/s en na de botsing u1 = 0,8 m/s heeft, dan is de snelheid van de tweede bal in deze richting u2 = 0,2 m/s (algemeen: u2 = u – u1). De snelheid loodrecht op de oorspronkelijke bewegingsrichting van de stootbal is v = 0 m/s vóór de botsing, en v1 na de botsing; de tweede bal heeft in deze loodrechte richting vóór de botsing eveneens snelheid 0, en na de botsing snelheid v2. Dus vóór de botsing is de totale hoeveelheid beweging in deze richting nul, na de botsing is deze m x v1 + m x v2. Toepassing van de behoudswet heeft als resultaat dat v2 = – v1: de stootbal beweegt zich in dit voorbeeld precies even snel naar links als de tweede bal zich naar rechts beweegt ten opzichte van de oorspronkelijke stootrichting. Houd hiermee rekening om je derde bal uit de klots te houden!
Biljarten volgens Coriolis
Zoals eerder opgemerkt kreeg het biljarten na ca 1820 een nieuwe dimensie: de pomerans van F. Mignaud bracht het effect in onze sport. Hierdoor wordt de berekening van de banen van onze biljartballen een stuk ingewikkelder. De Franse wis- en natuurkundige G. Coriolis – vooral bekend van de naar hem genoemde snelheidsafhankelijke schijnkracht die optreedt in roterende systemen – bracht in 1835 het standaardwerk voor het moderne biljart uit: “Théorie mathématique des effets du jeu de billard”. In zijn voorwoord zegt Coriolis dat hij tot dit werk werd geïnspireerd door de “beroemde speler Mignaud“. Het boek is tegenwoordig via Google Books direct te raadplegen. Het voert nu te ver om de theorie van Coriolis hier samen te vatten, behalve dit: met een goede keu kunt u altijd een carambole maken. U hoeft slechts drie zaken in acht te nemen:
- Raak de stootbal op de juiste plek op het oppervlak;
- Houd de keu tijdens de stoot in de juiste stand;
- Beweeg de keu tijdens de stoot met de juiste snelheid.
Biljarttafel kopen
Biljartkeu Triton Pool Keu S2 No.2
De Triton S2 No. 3 pool keu bestaat uit twee delen en is een goede keu voor beginners.
De keu heeft een versterkt topeind van esdoorn en heeft een enkelvoudige houten verbinding met het ondereind.
Het gewicht is verstelbaar met behulp van een schroefsysteem.
• Pool keu S2
• Beginners
• Topeinde: 13 mm
• Beentje: fiber
• Pomerans: Le Prof
• Lengte 145 cm
• 2-delig